Skip to main content

2 vormen

Er bestaan 2 soorten; zichtbare of klinische melkziekte én verdoken of subklinische melkziekte. Verdoken melkziekte betekent dat het bloedcalcium te laag is, maar de koeien hebben geen duidelijk zichtbare symptomen.

Holstein in de wei

5-10% van de koeien krijgt klinische melkziekte kort na het kalven1.

Melkziekte wordt veroorzaakt door een te laag calciumgehalte in het bloed. Vergeleken met een droogstaande koe, is er gemiddeld 80 gram calcium extra per dag nodig2. Om aan deze behoefte te voldoen wordt calcium uit het bloed onttrokken waardoor het calciumgehalte in het bloed gevaarlijk laag wordt. De koe krijgt problemen met spier- en zenuwfuncties en zakt door de poten. Wanneer de hartspier niet meer voldoende samentrekt, sterft de koe aan melkziekte.

De eerste signalen

De eerste herkenbare signalen zijn spierzwakte en wankel lopen. Wanneer ze niet behandeld wordt, gaat de koe liggen, ze raakt in een coma en sterft. Om haar te redden moet meteen calcium toegediend worden. 

Koeien in de stal

Verborgen melkziekte komt meer voor dan je denkt.

Voor elk geval van klinische melkziekte zijn er 3 tot 6 andere koeien op het bedrijf die kunnen lijden aan verborgen (subklinische) melkziekte2. Meestal zijn dit koeien waarbij het afkalven niet opgang komt of niet verloopt zoals verwacht, en die rond het kalven slecht eten. Dit zijn vaak koeien met een te royale conditie, die al een keer melkziekte hebben gehad of kreupel zijn geweest tijdens de droogstand of een hoge melkproductie hadden in de vorige lactatie2,3

Melkziekte veroorzaakt een ernstig domino-effect1,2,4. 

 

 

  • Verminderde afweer
  • Verminderde activiteit pens, lebmaag en baarmoeder
  • Verminderde vruchtbaarheid
  • Verminderde melkgift

 

Dieren met melkziekte hebben meer kans op tal van problemen  

  • Mastitis                                          8 keer meer
  • Slepende melkziekte                    8 keer meer
  • Aan de nageboorte staan            3 keer meer
  • Lebmaag verplaatsing                 4,8 keer meer
  • Moeilijk afkalven                          2,6 keer meer

 

  • 1. Mulligan et al 2006 Irish Vet J. VOL 59 (12) P697–702 

  • 2. Houe et al 2001 Acta vet Scanda 42, 1–29

  • 3. Degaris et al 2009 The veterinary journal. 176 58–69

  • 4. McArt et al. 2015 J.Dairy Sci. 98:7408